Ik ben Remy, een gewone jongen van 12, en ik woon in een dorpje in Noord-Holland. Elke dag fiets ik door de polder naar school, met mijn rugzak over mijn schouder, dwars door de gierende wind. Maar ik voelde me geen strijder.
Op school had ik moeite met rekenen. In de gymles werd ik altijd als laatste gekozen voor voetbal. En ik had last van Finn, die pestkop uit groep 8. Hij lachte me altijd uit. “Je bent een pussy, Remy!”, zei hij, terwijl hij tegen mijn fiets schopte. Mijn wangen werden rood, maar ik zei niks. Ik wilde dapper zijn… maar ik was bang.
Thuis zat ik vaak op mijn kamer, starend naar mijn huiswerk. “Waarom is alles zo moeilijk?” mompelde ik dan. Mijn moeder is lerares en zei steeds: “Je moet gewoon je best doen.” Maar ik wilde sterker zijn. Slimmer. En vooral: niet meer bang.
Toen ik mijn fiets in de schuur zette, hoorde ik ineens een zware stem: “Hé, Remy!”. Het was mijn vader. “Ik hoorde dat je het zwaar hebt op school,” zei hij. “Maar jij bent een strijder, toch?”. “Een strijder? Zoals bij Ajax?”, vroeg ik verbaasd. Ik kende het woord wel. Hij lachte: “Nee, een echte strijder. Iemand die sterk, slim en dapper is. Maar het begint met discipline. Discipline is vrijheid, Remy.”
Discipline betekent elke dag kleine dingen doen. Dat is hoe je groeit. Bijvoorbeeld elke ochtend om 6 uur opstaan, en tien keer opdrukken, en dan een appel eten in plaats van iets lekkers. “Discipline moet je plannen,” zei mijn vader. “Elke dag een klein stukje, en uiteindelijk kom je bij de finish.”
Ik vond het vreselijk om zo vroeg op te staan. Wie staat er nou op als het nog donker is? De eerste dag viel ik meteen plat op mijn buik bij het opdrukken. Maar mijn vader zei: “Probeer het morgen weer. Kleine stapjes, Remy.”
Ook begon ik meer met rekenen te oefenen. Elke dag tien minuten, alsof ik een liedje oefende. “Een som is als een pizza,” zei mijn vader. “Snijd hem in stukjes om het te begrijpen.”
Langzaam begon ik het te snappen. En ik voelde me een beetje sterker.
Angst onder ogen zien
Mijn grootste angst was zwemmen. In Nederland moet je dat kunnen, met al die sloten en grachten. Maar ik durfde het niet. Tijdens schoolzwemmen bleef ik aan de kant staan. En Finn lachte me dan uit. “Pussy! Bang voor een beetje water?”
Toen nam mijn vader me mee naar het zwembad. “Angst is als een draak,” zei hij. “Je moet hem recht aankijken.” We begonnen in het ondiepe bad. Ik hoefde alleen maar te drijven. Daarna ging ik steeds een stapje verder: tot mijn middel, tot mijn schouders… Tot ik ineens een halve baan zwom! Het voelde alsof ik een reusachtige draak had verslagen.
Moedig zijn is niet ‘geen angst hebben’’ maar je angst in stukjes overwinnen.
Fysieke en mentale kracht
Mijn vader schreef me in voor judo. “Een strijder is niet alleen sterk in spieren, maar ook in zijn hoofd,” zei hij. Op de judomat voelde ik me zelfverzekerd. Alsof ik eindelijk de top van een steile heuvel had bereikt met mijn fiets.
Voor mijn hoofd kreeg ik een ‘Strijder-Code’: elke avond schreef ik drie dingen op die ik goed had gedaan. Huiswerk maken. Een vriend helpen. Mijn kamer opruimen. En ik leerde breuken.
“Je hersenen zijn als spieren,” zei mijn vader. “Train ze.”
Fysieke én mentale training maken je sterk voor elke uitdaging.
Respect en helpen
Op school zag ik Lisa vaak alleen zitten. Ze was verlegen en werd soms gepest door Finn. Tijdens de pauze fietste ik naar haar toe. Ik brak mijn stroopwafel in tweeën. “Wil je samen oefenen voor sportdag?” vroeg ik. Lisa glimlachte. En knikte.
We trainden samen. Ik hielp haar met rennen. Zij hielp mij met spelling. Samen werden we sterker. Net als een team dat samen iets bouwt.
Een strijder helpt anderen. Want samen ben je sterker.
Verantwoordelijkheid nemen
Eén keer vergat ik mijn rekenhuiswerk. Ik zei dat Finn mijn schrift had verstopt. Maar mijn vader fronste zijn wenkbrauwen. “Een krijger geeft geen excuses. Die neemt verantwoordelijkheid.”
Ik voelde me schuldig. Dus ik ging naar mevrouw De Vries en zei eerlijk dat ik beter had moeten opletten. Ze gaf me een kans om het in te halen. Dat voelde goed.
Jij bent verantwoordelijk voor jouw keuzes. Ook als het fout gaat.
Een nieuwe uitdaging
Aan het eind van het schooljaar was er een grote sportdag. Ik wilde meedoen aan de zwemwedstrijd. Maar Finn deed ook mee. “Jij wint nooit, pussy!” zei hij. Mijn hart bonsde. Maar ik dacht aan de draken. Aan mijn vader. Aan alles wat ik had geleerd.
Ik trainde extra. Zwom elke week. At gezond; geen snoep of patat, maar fruit. Op de dag van de wedstrijd stond ik aan de rand van het bad. Ik sprong. En zwom.
Ik werd geen eerste. Maar ik werd derde. En ik voelde me een winnaar. Zelfs Finn zei: “Niet slecht, Remy.”
Als je in jezelf gelooft en hard werkt, kun je meer dan je denkt.
Een strijder worden
Aan het eind van de zomer zei ik tegen mijn vader: “Dankjewel dat je me hebt geleerd hoe ik een strijder kan zijn. Ik ben sterker, slimmer en dapperder geworden. En ik help nu ook anderen.”
Toen ik dat schreef, wist ik het zeker: ik was al een strijder. Geen perfecte leerling. Geen topsporter. Maar wel iemand die niet opgeeft. Iemand met discipline, moed en verantwoordelijkheid.
En nu fiets ik naar school. Klaar om elke draak te verslaan.
Een strijder zijn is geen einddoel. Het is een reis. Je moet hem plannen. Kleine stappen. Elke dag weer een beetje groeien.