Eva staat voor de slaapkamerdeur. Noor huilt. Niet schreeuwend, maar klagend, moeizaam. Eva kijkt naar de babyfoon en denkt aan wat de huisarts zei: “Het is oké om haar even te laten huilen. Ze moet leren slapen.” Ze aarzelt. Ze weet dat Noor met een keizersnede werd geboren, na een lange bevalling en een korte periode van zuurstoftekort. De arts zei dat er geen blijvende schade was. Toch merkt ze hoe gevoelig Noor is. Ze opent de deur en tilt haar dochter op. Noor stopt met huilen, slaakt een diepe zucht, en legt haar hoofd tegen haar borst. Is dit troosten goed voor Noor, of verstoort Eva juist haar slaaptraining?
Slaap en stress in de vroege ontwikkeling
Slaap is bij jonge kinderen geen simpele aan-uitknop. Als een baby langdurig huilt, produceert het lichaam een hormoon dat helpt om met stress om te gaan (cortisol). Dat is niet schadelijk; het is evolutionair nuttig. Maar het regulatiesysteem kan verstoord raken, bijvoorbeeld door geboortecomplicaties zoals zuurstoftekort of prematuriteit.
Mees zit onder zijn jas verstopt. Het is maandagochtend. Juf weet: hij heeft een druk weekend gehad. Veel prikkels, weinig slaap. Mees heeft autisme. Zijn ouders vertellen dat hij moeite heeft met inslapen. Als hij eindelijk slaapt, wordt hij ’s nachts vaak wakker. Ze hebben al van alles geprobeerd: geen schermen, vaste routine, zelfs melatonine. Maar niets helpt structureel.
Wat ze inmiddels weten: zijn brein verwerkt prikkels langzamer, en slaat ze intenser op. Slaap is voor Mees niet alleen rust, maar ook verwerking. En als die slaap hapert, bouwt spanning zich op. Kinderen zoals Mees raken sneller overprikkeld en herstellen trager als ze onvoldoende slapen.
Autisme en slaapproblemen
Meer dan 80% van kinderen en jongeren met autisme in Nederland hebben last van slaapproblemen. De oorzaken zijn meervoudig: bij veel mensen met autisme komt het slaaphormoon te laat op gang, de hersenen hebben meer tijd nodig om tot rust te komen, of onzekerheid over de volgende dag of verandering in routines werkt slaapproblemen in de hand. Slaapproblemen zijn dus geen bijzaak, maar hebben een groot effect op concentratie, stemming, prikkelverwerking, en sociale interactie.
In de puberteit schuift de biologische klok op en ontstaat er een natuurlijke neiging tot later slapen, terwijl school te vroeg begint, waardoor er een chronische slaapschuld ontstaat. Jongeren met autisme kunnen daarbij ook nog eens last hebben van een verhoogde gevoeligheid voor sociale druk, sensorische prikkels, en een lagere cognitieve belasting. Dat kan de problemen verergen.
Wat weten we?
We weten door onderzoeksrestricties nog bijzonder weinig over de effecten van slaaptraining op kinderen. We weten dat stress effecten heeft op het lichaam, waaronder ook de hersenen in ontwikkeling. We weten ook dat er tijdens slaaptraining, (waarbij het kind alleen leert slapen en het huilen grotendeels wordt genegeerd), tijdelijke stresspieken ontstaan. We weten echter niet of die stresspieken wellicht ontstaan door een schuldgevoel bij de ouders, die hierdoor de slaapstructuur doorbreken.
We weten dat ouders die chronisch te weinig slaap krijgen, een negatieve invloed hebben op hun kind(eren). Ook weten we dat een kind dat zichzelf stil kon houden, evolutionair gezien een hogere overlevingskans had. En we weten dat je kind steeds bij je houden tijdens het slapen, hoogstwaarschijnlijk zorgt voor problemen met alleen zijn, en met het alleen slapen op de latere leeftijd.
Slapen kan de kenmerken van bijvoorbeeld ADHD en autisme verergeren. Laat ze niet te lang opblijven, zorg dat ze niet hele nachten gamen of op TikTok zitten, maar doe verder gewoon wat werkt. Een gebrek aan goede nachtrust kan problemen verergeren. Slaap is belangrijk. Het is de fundering onder alles: leren, voelen, reguleren, en groeien.



